Foto: Pixabay

Gemeente
Lettertypes/grootte

Het corona-virus, dat eerst werd afgedaan als een banale griep, is diep doorgedrongen in ons dagelijks leven. De impact is wereldwijd. Ook in ons dagelijks leven en op het werk moeten we rekening houden met  COVID-19. De ACOD verzamelde getuigenissen van op de werkvloer.

Louise – de projectleider

Ik werk als projectleider voor de vastgoedafdeling van Stad Antwerpen, beter gekend als Vespa. De coronacrisis heeft ook voor onze dienst rechtstreekse gevolgen op onze werkwijze. De eerste berichten hierover verschenen reeds begin maart op ons medewerkersportaal. Vanaf 15 maart besliste het directiecomité om thuiswerk voor iedereen maximaal door te voeren: “al wie thuis kán werken, móet thuis werken”.

Tot en met 17 maart werkte ik nog op kantoor samen met een 3-tal collega’s. Er waren geen leidinggevenden, noch leden van het directiecomité aanwezig. Als afgevaardigde wilde ik ook de laatste collega’s over de drempel helpen om thuis te werken. Ik woon zelf alleen, heb geen aangepaste infrastructuur om bureauwerk te verrichten, ik ben absoluut niet handig in allerlei ICT-applicaties en houd werk strikt gescheiden van thuis. Ik zag er zelf ook enorm tegenop om voor een lange periode zonder nabijheid van collega’s te werken. Maar uiteindelijk geraakte iedereen geïnstalleerd.

De eerste dagen thuiswerken was wennen. Het vraagt een grotere inspanning om dezelfde productiviteit te genereren als op kantoor. Al is het maar omdat ik geen tweede scherm heb, niets kan afdrukken, geen grote plannen kan openleggen, geen collega ad hoc om advies kan vragen en het op dat moment niet meteen duidelijk was waar mijn prioriteiten lagen.

Op het intranet van de stad verschenen deze eerste “thuiswerkweek” oproepen over helpende handen bij noodopdrachten. Dit sprak me meteen aan. Rechtsreeks bijdragen tot het aanpakken van deze crisis zou me een voldaan en nuttig gevoel geven in deze onzekere periode. Als ambtenaar voelde ik het als een plicht, als een evidentie, net omdat ik zelf niemand ten laste heb en flexibel inzetbaar ben. Opdat mijn eigen lopende projecten geen achterstand zouden oplopen mag ik me van de dienst maximaal halftijds inzetten voor een noodopdracht.

Er reageerden vele collega’s op de oproepen. Dit gaf me een enorm solidariteitsgevoel! Momenteel sta ik op een reservelijst. Om toch wat meer te betekenen dan het reguliere werk uit te voeren, houd ik contact met de collega’s. Een luisterend oor, een vrolijke noot, een geruststellend gesprek, …. Op die manier probeer ik ze te ondersteunen en onze dienst mee draaiende te houden.

Danny – de dierenoverlastbeheerder

Door de coronacrisis zijn een aantal van onze taken stopgezet. Aangereden katten of andere verkeersslachtoffers halen we nog op. Ook ontsmettingen zijn nu heel belangrijk. Maar bijvoorbeeld duiven vangen we niet meer. 

Door de weggevallen taken springen we in voor andere diensten. Collega’s brengen mondmaskers rond. Zelf heb ik me opgegeven om bedden te monteren voor de daklozenopvang.

Bij het werk houden we zoveel mogelijk afstand en volgen we de algemene maatregelen op. Gebruiken we een gemeenschappelijke auto, dan ontsmetten we altijd het stuur en de cabine. Zo blijft het veilig.

Lees ook:

Getuigenissen uit de zorg: Eric, spoedverpleegkundige - Mieke, kinderbegeleider - Martine, medewerker woonzorgcentrum

Getuigenissen uit OCMW-diensten: Sabine, sociaal assistente - Stijn, cateringplanner

Getuigenis Politie: Tom, wijkinspecteur

Getuigenis Brandweer: Dirk, verpleger-brandweerman