Foto: Three-shots by Pixabay

Zorg
Lettertypes/grootte

De Vlaamse regering trekt meer middelen uit voor de kinderopvang. Het brede protest en het maatschappelijk debat errond liet hen weinig keuze. Het maatschappelijke draagvlak voor doortastende maatregelen is vandaag groter dan ooit. Geen énkele partij, ook niet de N-VA die de vinger op de knip wilde houden, kon daar tijdens de begrotingsonderhandelingen omheen. 

Samen met de partners van het Consortium Kinderopvang en organisaties zoals de ouders van Crisiskabinet Kinderopvang heeft ACOD LRB zicht ingezet om het beleid onder druk te zetten. Net voor de septemberverklaring van de Vlaamse regering verzamelden we op één week tijd nog snel 36.000 handtekeningen voor een structurele en duurzame verbetering van de loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector. Eén van de voornaamste conclusies is dan ook dat sociale strijd, samenwerking en coalitievorming tussen middenveldorganisaties loont.

Verhoogd budget

De kinderopvangsector mag rekenen op een bijkomende en jaarlijks terugkerende verhoging met 270 miljoen waardoor het budget klimt naar 1,1 miljard. Het is een belangrijke stap. Tegelijkertijd zijn we nog ver af van de nodige verdubbeling van het budget die nodig is om een kwalitatieve en betaalbare kinderopvangsector te creëren met een aanbod dat voldoet aan de vragen en de verzuchtingen vanuit de samenleving. Daar is een budget van om en bij de 2 miljard voor nodig.

Een genuanceerde beoordeling van de maatregelen van de positieve en negatieve punten uit dit akkoord is aan de orde. Het is onze analyse dat het samenspel van bepaalde maatregelen dreigt te leiden tot een commercialisering van de kinderopvang onder auspiciën van (Franse) for profit-multinationals.
Laat ons eerst een blik werpen op de concrete besteding van de 270 miljoen en beginnen met de positieve elementen.

Verlaging begeleider-kind-ratio

De begeleider-kind-ratio – nu met negen kinderen voor één begeleider de hoogste van Europa – zal stelselmatig zakken waarbij met een leeftijdsdifferentiatie van de kinderen gewerkt zal worden. Hiervoor zou 118 miljoen € voorzien worden.

  • De ratio voor baby’s tot 12 maanden moet zaken naar 1 begeleider voor 5 kinderen.
  • Voor kinderen vanaf 12 maanden zal dat 1 begeleider voor 8 kinderen zijn.
  • Voor gemengde groepen moet de ratio evolueren naar 1 begeleider voor 7 kinderen.

De meeste kinderdagverblijven zijn gemengd dus in de praktijk zal de ratio van één begeleider voor zeven kinderen het meest gangbaar zijn. De ratio blijft zeker voor de gemengde groepen en de groepen zonder baby’s nog te groot. Het komt voor de gemengde groepen neer op een verlaging met slechts één. Het is onwaarschijnlijk dat de kinderbegeleiders dit zullen ervaren als een grote verlaging van de werkdruk. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat het onmogelijk was de ratio in één beweging te verlagen naar vijf kinderen.

Extra logistieke medewerkers

Vanuit het oogpunt van de loon- en arbeidsvoorwaarden mogen we ons niet laten verblinden door de uiteraard positieve beslissing om de begeleider-kindratio te verlagen. Enkele zaken maken ons ongerust. ACOD LRB neemt deel aan de Toekomstgroep die zich buigt over de hervorming van de kinderopvangsector. Iedereen aan tafel is het erover eens dat uitsluitend kinderbegeleiders mogen meetellen voor de berekening van de ratio. De redenering daarachter is om een kunstmatige verlaging van de ratio door de inzet van logistieke medewerkers (in de plaats van gediplomeerde kinderbegeleiders) uit te sluiten.

De Vlaamse regering heeft toch beslist dat logistieke medewerkers voor 25 % van het personeelsbestand mogen meegerekend worden in de ratio. De maatregel zou echter slechts tijdelijk zijn. Door logistieke medewerkers in te zetten voor het koken, wassen en poetsen, komt er voor de kinderbegeleiders tijd vrij voor de zorg en ontwikkeling van de kinderen. Zelf zullen de logistieke medewerkers geen verzorgende en pedagogische taken op zich mogen nemen. Het komt erop aan dit in de praktijk goed af te dwingen en hierin is ook een rol weggelegd voor onze lokale syndicale afgevaardigden.

Gevaar van flexi-jobs in de kinderopvang

Het zou geen regering met Open VLD zijn zonder een nieuwe poging om het systeem van de flexi-jobs op te rekken naar nieuwe sectoren. De Vlaamse regering heeft aan de federale regering gevraagd om flexi-jobs toe te laten in het onderwijs, het openbaar vervoer en de kinderopvang. Jammer genoeg heeft de federale regering positief gevolg gegeven aan dit verzoek. Ze besliste om flexi-jobs uit te breiden naar 12 andere sectoren, waaronder de kinderopvang. Een dergelijke uitbreiding is uiteraard een nieuwe aderlating voor de sociale zekerheid. Het is een cadeau aan de werkgevers die zich andermaal kunnen laven aan een poel van goedkope en hyperflexibele arbeidskrachten. De verdrijving van de reguliere tewerkstelling en de teloorgang van duurzame, kwalitatieve jobs is de onvermijdelijke tegenzijde van de medaille. Specifiek voor de kinderopvangsector is dit ook gewoonweg een kapitale blunder. De grote uitstroom en de kwakkelende instroom van kinderbegeleiders (en onthaalouders) heeft net alles te maken met jarenlange verwaarlozing van de loon- en arbeidsvoorwaarden. Het is onmogelijk dat een nog slechter statuut opeens zou zorgen voor de kentering. Er is nood aan werkbare jobs met een goede verloning die ook de opbouw van sociale rechten mogelijk maken. Zoiets zou toch een evidentie moeten zijn voor de socialistische partijen in de federale regering.

Extra plaatsen vooral bij zelfstandige opvang

Een aantal van de beleidsvoorstellen bestendigen de beleidsfouten van het verleden. Zo zullen er 3000 extra plaatsen gecreëerd worden in subsidietrap 1. Het gaat voornamelijk over zelfstandige organisatoren die lagere lonen betalen dan diegene die gangbaar zijn bij de groepsopvang in de hogere subsidietrap 2. Opnieuw de keuze voor de creatie van goedkopere plaatsen, waarvoor onder meer minister van begroting Matthias Diependaele (N-VA) voor de aanvang van de onderhandelingen nog gepleit had. De kinderdagverblijven in subsidietrap 1 zien ook een verhoging van hun basissubsidie naar 3000 euro (kostprijs, 27 miljoen euro).

Het blijkt dat de Vlaamse werkgeversorganisatie VOKA de drijvende kracht is achter de beslissing voor de bijkomende investeringen in trap 1-plaatsen. Het hangt samen met de keuze van de Vlaamse regering om sterker in te zetten op het aanbod via bedrijfscrèches. VOKA legde een plan op tafel voor een publiek-private cofinanciering. Voor de creatie van extra plaatsen in bestaande crèches zou de overheid voorzien in de trap 1-basissubsidie. De werkgever past vervolgens een bedrag bij tot op het punt dat het equivalent van een trap 2 subsidie wordt bereikt.
De keuze voor extra en beter gesubsidieerde trap 1-plaatsen is kortom een cadeau aan de Vlaamse werkgevers. Sommige kapitaalkrachtige en winstgevende bedrijven zullen op een relatief goedkope manier een bedrijfscrèche kunnen realiseren. Op kosten van de belastingbetaler. Vergeet niet dat er ook een federale fiscale aftrek voor bedrijfscrèches bestaat.

Bedrijfscrèches: natte droom van VOKA

VOKA heeft het plan van de bedrijfscrèches uitgewerkt met het ziekenfonds Helan, dat in Vlaanderen kinderopvang aanbiedt met 95 onthaalouders en 65 groepsopvangen. De septemberverklaring zal niettemin ook de interesse gewekt hebben van de Franse dienstenmultinationals Babilou. Het commerciële bedrijf baat in Brussel verschillende groepsopvangen uit en legt zich ook toe op de uitbouw en het beheer van bedrijfscrèches. De verhoging van de trap 1 subsidie maakt het voor commerciële spelers nog interessanter om de aandacht naar Vlaanderen te verleggen. Een vaste inkomensstroom in de vorm van een subsidie verlaagt het risico voor private investeringen en vergroot de mogelijkheid om winst te maken in de kinderopvangsector op basis van een commerciële uitbating. In een arbeidsintensieve sector met weinig marge voor efficiëntiewinsten op organisatorisch vlak wordt er in functie van die winst sterk bespaard op personeel. Met zo weinig mogelijk kinderbegeleiders zoveel mogelijk kinderen verzorgen: is dat niet waar we net komaf mee willen maken? We moeten afwachten hoe dit in de praktijk zal evolueren. In ieder geval besliste de Vlaamse regering ook 2.000 extra plaatsen in subsidietrap 2 te creëren.

Gelijke toegang voor werkende en niet-werkende ouders

Het is natuurlijk een goede zaak dat de Vlaamse regering ook 55 miljoen euro reserveert om 5.000 trap 1-plaatsen op te trekken naar de hogere subsidietrap 2.
We moeten evolueren naar een kinderopvang waarin iedere plaats op dezelfde manier gesubsidieerd wordt. In kinderdagverblijven met een trap 2-subsidie betaalt de gebruiker volgens het inkomen. Maar met het plan van VOKA wijken we af van de intentie om te evolueren naar een kinderopvangsector met voor 100 % inkomen-gerelateerde tarieven. De keuze voor bedrijfscrèches zal bovendien tot gevolg hebben dat het aanbod van de kinderopvang nog sterker op de leest geschoeid zal zijn van koopkrachtige gezinnen met twee werkende ouders. In dit verband besliste de Vlaamse regering ook nog de bestaande voorrangsregels voor werkende gezinnen aan te scherpen. Plaatsen zullen voorbehouden worden voor ouders die minstens 4/5 werken. Zelfs mensen die deeltijds werken dreigen hierdoor uit de boot te vallen.

Het spreekt voor zich dat vooral de kinderen die opgroeien in kansarme wijken met hoge werkloosheid hiervan de dupe zullen zijn. Kansarme kinderen dreigen kostbare ontwikkelingskansen te missen en vanuit pedagogisch oogpunt achterop te hinken wanneer zij maar tweede, derde of vierde keuze krijgen.

Het is ons een raadsel hoe de Vlaamse regering denkt op deze manier meer mensen aan het werk te krijgen. Het is evident ook werkzoekenden moeten kunnen rekenen op kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang. Ze kunnen toch moeilijk hun kinderen meenemen op een sollicitatiegesprek?

Publieke middelen voor publieke kinderopvang

Voor socialisten en sociaaldemocraten is het aan de overheid om een universeel kinderopvangaanbod te garanderen. Dat wil zeggen: voor iedereen, zonder onderscheid. Een overheid kan daartoe zelf openbare kinderdagverblijven inrichten, zoals vele lokale besturen gelukkig doen, of non-profit vzw’s subsidiëren. Met de huidige Vlaamse regering evolueren we vooral naar een model waarbij publieke middelen gebruikt worden als hefboom om privaat kapitaal aan te trekken. Het zal onvermijdelijk ook een verlies aan beleidsvormend vermogen voor die overheid betekenen. Met de keuze voor publiek-private cofinanciering zal immers in toenemende mate de private sector – de Vlaamse werkgevers – op basis van de eigen personeelsnoden de beslissingen over de bijkomende extra plaatsen sturen. De continuïteit van de dienstverlening kan daardoor in het gedrang komen.

Op de huidige krappe arbeidsmarkt is het duidelijk dat bedrijven werk willen maken van bedrijfscrèches om een concurrentievoordeel in de zogenaamde “war for talent” te verkrijgen. Maar wat als de economische situatie wijzigt? Wat als de krapte op de arbeidsmarkt afneemt? Wat als het bedrijf in kwestie in slechte papieren belandt? In al die situaties is het zeer denkbaar dat de financiering vanuit het bedrijf stopgezet zou worden. Met een verlies aan plaatsen tot gevolg, tenzij een (lokale) overheid alsnog in de bres springt om dit te voorkomen.

Het plan van VOKA is allesbehalve sociaal, laat staan democratisch. De planning en programmatie van de bijkomende plaatsen kan niet alleen gebeuren op basis van economische criteria. Ook de sociale en pedagogische functies van de kinderopvang zijn waardevol. Ze mogen niet ondergeschikt gemaakt worden aan de winstcalculus. Zullen we nu werkelijk opnieuw de fouten van het verleden herhalen?

Lees ook 

Dossier kinderopvang: het pedagogisch belang van het kind zou uitgangspunt moeten zijn

Dossier kinderopvang: Hoe werkgeversorganisatie VOKA de kinderopvang kaapt