Foto: Pixabay

Actueel
Lettertypes/grootte

Op 23 april 2020 vernietigde het Grondwettelijk Hof het stelsel van het onbelast bijverdienen. Waarover gaat het precies?

Werknemers die minstens 80 procent werken, gepensioneerden en zelfstandigen mochten sinds 2018 onbelast bijklussen voor openbare besturen, socioculturele vzw's of feitelijke verenigingen. Het maximumbedrag hiervoor bedraagt 6.340 euro per jaar verplaatsingskosten en onkosten inbegrepen. De lijst van mogelijke activiteiten was enorm: animator, trainer, consciërge, gids, begeleider, tot taken in de kinderopvang en de woonzorgcentra. In een degelijk statuut werd niet voorzien en over de kwalificatievereisten of de arbeidsvoorwaarden werd niet gesproken. 

In december 2019 publiceerde ACOD LRB al een artikel in Tribune (pagina 28-30) over de toename van 'verenigingswerkers' in de lokale besturen. Wij vreesden immers dat deze nieuwe vorm van werken - zonder degelijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden - op termijn de duurzame tewerkstelling in gevaar zou brengen. Bovendien ondermijnt dit systeem de financiering van de sociale zekerheid.

Gammel wettelijk kader

Het oorspronkelijk advies van de Raad van State van 1 december 2017 sprak al over de ongelijke behandeling van de verenigingswerkers tegenover reguliere werknemers. Hoewel ze gelijkaardige activiteiten uitoefenen, worden ze fiscaal en sociaal verschillend behandeld. 

ACOD LRB verwachtte nog meer conflicten met bestaande wetgeving (Wet op het Welzijn, Europese Richtlijn 2019/1152, advies van de Nationale Arbeidsraad) en kreeg gelijk. Het Grondwettelijk Hof vernietigde op 23 april 2020 de regeling.

Waarom kan het verenigingswerk niet volgens het Grondwettelijk Hof?

  • In tegenstelling tot werknemers die eenzelfde activiteit uitoefenen in het kader van een arbeidsovereenkomst, geldt een groot deel van de arbeidswetgeving niet voor verenigingswerkers. Er geldt geen minimumvergoeding. Er zijn geen grenzen wanneer activiteiten mogen plaatsvinden, noch hoeveel tijd een verenigingswerker mag besteden aan de activiteiten. Er zijn geen verplichtingen om pauzes of rustperiodes te respecteren. 
  • Het argument dat het stelsel rechtszekerheid moet bieden aan verenigingswerkers die in hun vrije tijd occasioneel bijverdienen, weegt onvoldoende zwaar om het een statuut te geven dat buiten de arbeidswetgeving valt.
  • De gevolgen van de invoering van het bijzonder statuut van verenigingswerker staan niet in redelijke verhouding tot het nagestreefde doel van administratieve vereenvoudiging.
  • Dezelfde activiteit kan door dezelfde persoon voor dezelfde organisatie worden uitgeoefend, deels als vrijwilliger, deels als verenigingswerker. Dat opent de deur voor misbruik, namelijk de uitvoering van prestaties die in werkelijkheid een professioneel karakter vertonen. Eigelijk komt het neer op een verhoging van de toegestane forfaitaire vergoeding voor vrijwilligerswerk zonder objectief criterium.
  • Het Hof gaat niet akkoord met de redenering dat een werknemer met zijn werk en het daaraan gekoppeld gewaarborgd loon in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin wil voorzien, terwijl een verenigingswerker handelt uit maatschappelijk belang, zonder commercieel doel of winststreven. Dit is volgens het Hof geen reden om geen sociale of fiscale bijdragen te betalen. Het Hof deelt ook de mening niet dat verenigingswerk zwartwerk oplost.

Overgangsmaatregel

Ondanks de vernietiging geeft het Grondwettelijk Hof respijt aan de verenigingswerkers die momenteel aan de slag zijn. Zo wordt een overgangsmaatregel ingevoerd tot en met 31 december 2020. Dit om de financiële gevolgen voor de actieve verenigingswerkers te verzachten.

Geen verrassing

ACOD LRB is niet verrast door het arrest van het Grondwettelijk Hof. We hebben vertrouwden in onze democratische instellingen zoals de Raad van State en het Grondwettelijk Hof. 

Wij blijven strijden voor sterke openbare diensten met duurzame en onafhankelijke tewerkstelling die de sociale zekerheid handhaaft en versterkt. Daarom blijven we waakzaam bij nieuwe wetgeving en zullen deze steeds toetsen aan bestaande hogere wetgeving en normen. Dat is onze plicht.