De strijd voor algemeen stemrecht verliep ongelijk voor mannen en vrouwen.
Bij het invoeren van het algemeen enkelvoudig stemrecht (-plicht) in 1920-21, vreesden zowel liberalen als socialisten een katholiek overwicht als ook vrouwen stemrecht kregen. Vrouwen werden te veel beïnvloed door de kerk, meenden ze. En de katholieke partij zou het hele kerkelijk apparaat wel inzetten voor hun politieke doeleinden.
Daarom kregen vrouwen in 1920 enkel stemrecht voor de gemeenteraad. Werden ze verkozen als schepen of burgemeester, hadden ze de toestemming van hun echtgenoot nodig om het ambt op te nemen.
Voor provincie en parlement mochten ze kandidaat zijn, maar niet stemmen.
Pas na de tweede wereldoorlog in 1948 kregen vrouwen stemrecht op alle niveaus. België was hierin erg laat.
In Nieuw-Zeeland hadden vrouwen in 1893 stemrecht, maar mochten zich niet kandidaat stellen. Finland gaf vrouwen hun democratische rechten in 1906. Rusland in 1917 na de revolutie en val van de Tsaar. De 'Suffragettes' veroverden stemrecht in Amerika in 1920. Turkse vrouwen verwierven stemrecht in 1934.
Ken je sociale geschiedenis: zie Rode peper campagne
Filmtip: Iron Jawed Angels, 2004
Bron: Wikipedia